Eind augustus 2019 opent Naturalis het vernieuwde gebouw in Leiden - voor het eerst museum, collectiebeheer en onderzoek samen onder één dak. Directeur Edwin van Huis over het verzamelen, bewaren én toegankelijk maken van natuurhistorische objecten, én over biodiversiteit. ‘Als je echt wilt dat mensen biodiversiteit belangrijk gaan vinden, dan is emotie ook belangrijk.
Onze collectieis een tijdmachine
Naturalis is nog even dicht. Waarom zijn jullie gaan verbouwen?
"We hebben een heel nieuw museum nodig. Het oude museum was echt veel te klein; dit was gebouwd voor 150.000 bezoekers per jaar, maar in 2017 hadden we al 420.000 bezoekers. In het nieuwe museum verwachten we 500.000 bezoekers te kunnen raken met prachtige verhalen. Daarnaast is het tijd dat Naturalis één instituut wordt. We zijn enkele jaren geleden gefuseerd met onderdelen van de universiteiten van Leiden, Wageningen en Amsterdam. De gehele biologische collecties en medewerkers van deze instituten zijn ook naar Leiden gekomen. We zitten nu op negen locaties in de stad en onze collectie is verdeeld over verschillende plekken. Dit brengen we nu allemaal bij elkaar. Met de gehele collectie en alle onderzoekers onder één dak kunnen we enorme stappen zetten."
Hoe is de sfeer tijdens zo’n grote verandering?
"Alles verandert tegelijkertijd, want als je het in stukjes gaat doen, is het een drama. Eigenlijk is dat wel erg leuk: een keer alles goed veranderen. Midden in het verbouwingsgebied staat onze toren, die van onder tot boven vol zit met de collectie van 42 miljoen stuks. Die leeghalen zat er niet in, dus hadden we de toren luchtdicht geplakt. Maar onderzoekers moesten er wel af en toe bij. Het is steeds een grote zorg, want de collectie is de basis van ons museum – enorm waardevol. Daar mag niets mee gebeuren. Verder begint voor ons allemaal de spanning nu wel te stijgen. We gaan eind augustus 2019 het nieuwe museum openen en de labs worden vernieuwd; iedereen moet verhuizen. Dit moeten we in een paar maanden voor elkaar krijgen. Ontzettend spannend, maar iedereen kijkt tegelijkertijd ook uit naar het resultaat."
Waar komt jullie enorme collectie eigenlijk vandaan?
"De collectie gaat ongeveer terug tot in de zestiende eeuw. Nadat mensen niet meer bang waren om van de aarde af te vallen, begonnen ze aan hun ontdekkingsreizen. Vooral rijke mensen verzamelden dieren, planten en mineralen, die ze meenamen naar Europa. Ze deden dit meestal om grip te krijgen op de exotische wereld, maar ook deels omdat dat status gaf. Uiteindelijk zijn veel collecties Koninklijke Collecties geworden. Toen Koning Willem I in 1820 besloot om het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie op te richten, kwamen die collecties bij Naturalis terecht. In de negentiende en begin van de twintigste eeuw groeiden de collecties heel hard; de ontdekkingsreizen kregen een economische basis. Het werd duidelijk dat er veel geld zat in planten die men nog niet kende, maar ook in metalen of olie. De ontdekkingsreizigers probeerden eigenlijk alles wat er maar was te pakken te krijgen. Ze kwamen terug met honderdduizenden planten, dieren en mineralen. Die snelle groei zie je in onze collectie terug."
Dat klinkt best chaotisch. Hoe bleven die collecties overzichtelijk?
"Al vanaf het begin was er behoefte aan ordening. De vraag was alleen op basis waarvan geordend moest worden. In de achttiende en negentiende eeuw stonden wetenschappers, zoals Linnaeus, op die de beginselen uitwerkten. De wetenschap kreeg daardoor een enorme push. Eigenlijk is dat negentiende-eeuwse model van ordenen doorgetrokken tot op de dag van vandaag. In de tweehonderd jaar dat we serieus met die systematische ordening werken, hebben we ongeveer twee miljoen soorten gevonden. We denken dat in totaal zo’n twintig miljoen soorten op aarde voorkomen, dus hebben we nu pas een tiende gevonden van alle soorten. Er is nog veel te ontdekken. Maar het wordt wel steeds moeilijker, want we hebben tot nu toe vooral van alles gevonden dat voor onze voeten liep."
Waarom is het belangrijk om alle soorten in kaart te brengen?
"Probeer maar eens iets te behouden dat je niet kent. Dat lukt je niet. Wat ons bij Naturalis drijft, is dat we al het leven op aarde willen leren kennen en begrijpen om het vervolgenste kunnen behouden. Wat me weleens verbaast is dat we daar in Nederland zo weinig mee bezig zijn. Begrijpen hoe biodiversiteit in elkaar zit, hoe het werkt en hoe alles met elkaar samenhangt, dat is voor het leven op aarde en ons eigen voortbestaan van enorm belang. Toch weten we er nog steeds ontzettend weinig van. Om maar een voorbeeld te geven: de hele ophef over de biodiversiteitscrisis onder insecten was wel heel erg laat. Als je nu moet constateren dat we in de laatste eeuw tachtig procent van de insecten kwijt zijn geraakt, dan hebben we niet erg goed opgelet."
Hoe komt het dat we nog niet zo veel weten over biodiversiteit?
"Dit komt onder andere doordat we in ons land eigenlijk nog erg weinig doen aan big data. We zijn gewend om met rubberlaarzen en een netje door de sloten te banjeren en daar ons werk te doen. Daar is ook een hoop te zien, maar als je de grote vraagstukken wilt doorgronden, zoals de effecten van klimaatverandering of invasieve soorten, dan heb je big data nodig. Dat betekent enorme datasets aan elkaar koppelen en daarin verbanden opsporen. We zijn daaraan ontzettend aan het trekken en we maken stappen, maar we krijgen er nog moeilijk steun voor. Dat vind ik zorgelijk, want de klok tikt."
Op welke manier willen jullie met big data aan de slag gaan?
"Dat kan alleen maar gezamenlijk, binnen Nederland maar ook daarbuiten. Naturalis heeft 10 hoogleraren, 120 onderzoekers en 200 gastonderzoekers. Een groot percentage van die mensen komt uit het buitenland, zij nemen hun netwerken mee. Zo werken we steeds intensiever samen met onze collega-instituten. Als we alle natuurhistorische collecties digitaliseren en die samenvoegen met alle bestaande kennis, kunnen we steeds nauwkeuriger modellen bouwen. Daarom verzamelen we nu samen met twintig andere Europese landen collecties van 115 instituten in het digitale systeem DiSSCo [Distributed Systems of Scientific Collections, red]. Wij hebben een collectie van 42 miljoen, dat is best veel, maar als we naar alle Europese collecties samen kijken, hebben we meer dan een miljard objecten met bijbehorende informatie. Eigenlijk heb je dan een tijdmachine waarmee je in het verleden, het heden en de toekomst kunt kijken. Hiermee krijgen we een diepgaander beeld van hoe de biodiversiteit zich heeft ontwikkeld. We kunnen zien welke soorten het goed hebben gedaan en welke verdwenen zijn. Vervolgens kun je iets zeggen over hoe een soort gaat reageren op bepaalde veranderingen, zoals klimaatverandering, verandering van voedselaanbod en van druk van mensen. Dan kun je er iets aan gaan doen. Als je het niet weet, gebeurt er ook niets."
Hoe willen jullie ervoor zorgen dat er minder soorten verdwijnen?
"We willen dat Nederland een land wordt waar we rekening houden met de bestaande biodiversiteit; dat we rekening houden met de omstandigheden waarin soorten zich kunnen ontwikkelen. Dat geldt voor de manier waarop we onze steden inrichten, hoe we consumeren, hoe we landbouw bedrijven en hoe de industrie zich ontwikkelt. We moeten afspraken maken over het gebruik van het land, hoe intensief het gebruikt wordt, welke chemische middelen gebruikt mogen worden en waar ruimte voor verwildering gecreëerd moet worden. Dat is ingewikkeld, omdat er veel belanghebbenden zijn, zoals burgers, boeren, de levensmiddelenindustrie, natuurorganisaties, banken en de overheid. Toch merk je dat iedereen wel wil, als het maar om hanteerbare bijdragen gaat die passen binnen de schaal waarop ze actief zijn."
Hoe breng je het belang van biodiversiteit dichter bij de mensen?
"Dit doen we met onze educatieve programma’s, maar vooral ook in ons museum. Als families bij ons in het museum komen, willen we dat ze dingen zien, horen en meemaken die hen anders laten kijken en die hen raken. Als je echt wilt dat mensen biodiversiteit belangrijk gaan vinden, dan is emotie ook belangrijk. Met ratio alleen gaan we het niet redden. Wij biologen zien een onaanzienlijk klein beestje onder de microscoop en zien hoe ongelooflijk mooi dat in elkaar zit. Dat gevoel, die emotie, zou je zo graag willen delen met iedereen in het museum. Want als je dat voelt, wil je ook graag dat daar goed voor wordt gezorgd."
Docu-serieDe Toren
In de zesdelige docu-serie De Toren neemt verteller Marcel Musters je mee in onze collectietoren van Naturalis. Slechts weinig mensen hebben het geluk er te mogen ronddwalen, want hier liggen miljoenen natuurhistorische schatten opgeslagen. Op expeditie naar de herkomst van die grootse schatten, treedt De Toren in het voetspoor van de ontdekkingsreizigers van toen en de onderzoekers van nu. Tot en met 21 juli wekelijks op zondag om 21.15 uur op NPO2.