Recente DNA-studies van Erik van Nieukerken van Naturalis Biodiversity Center en Charles Eiseman tonen aan dat een groep motten die van oudsher werd aangeduid met de geslachtsnaam Antispila, evolutionair gezien niet nauw verwant is aan andere Antispila-soorten. Deze groep motten wordt vanaf nu aangeduid met een nieuwe naam.
Van Antispilanaar Aspilanta
Onze kennis van de verwantschappen van soorten is drastisch veranderd sinds we DNA zijn gaan gebruiken om deze te bestuderen. Dit verklaart vaak de noodzaak om namen te veranderen, zoals hier het geval is. De nieuwe verandering betreft kleine motten die van oudsher bij elkaar werden geplaatst op basis van het kleurpatroon van zilvervlekken op een donkere achtergrond. De plaatsing van twee vlekken aan beide zijden van de voorvleugel leidde tot de naam 'Antispila', wat in het Grieks tegenovergestelde vlekken betekent.
Wetenschappelijke namen van dieren en planten bestaan uit twee delen: de geslachtsnaam en de specifieke naam. De geslachtsnaam is niet alleen een naam, maar ook een indicatie van een evolutionaire verwantschap: alle soorten met dezelfde geslachtsnaam delen een recentere gemeenschappelijke voorouder dan soorten die in andere geslachten zijn geplaatst. Dit betekent ook dat soorten in één geslacht meer op elkaar lijken en eigenschappen delen.
Recente DNA-studies hebben aangetoond dat een groep Noord-Amerikaanse Antispila-soorten evolutionair gezien niet nauw verwant is aan andere Antispila-soorten. Niet alleen delen ze enkele DNA-kenmerken, ze hebben ook een gereduceerde adering in de voorvleugel en de meeste soorten hebben een extra zilveren vlek in de punt van de voorvleugel. Bovendien missen de zakjes die de rupsen uit het blad snijden de opvallende centrale richel die kenmerkend is voor Antispila.
Evolutionaire geschiedenisgemakkelijker te begrijpen
Voor deze soorten hebben entomoloog Erik van Nieukerken, onderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center (Leiden, Nederland), en Charles Eiseman, een in Noord-Amerikaanse bladmineerders gespecialiseerde onderzoeker uit Massachusetts, een nieuw geslacht opgericht, Aspilanta, min of meer een anagram van de naam Antispila. Dit geslacht bestaat uit zes soorten kleine motten, met een voorvleugellengte tussen 1,8 en 2,8 millimeter. De larven van vier soorten maken karakteristieke gangen in de bladeren van wilde druiven en wilde wingerd, één soort in wilde hortensia's en een andere soort in onder andere gagel. Zoals bij alle minerende soorten van de familie Heliozelidae bouwt de volgroeide larve een zakje door een ovaal stukje uit de voltooide bladmijn te knippen. In dit zakje verpopt de rups.
Onder de vier soorten die zich voeden met druiven en wingerd bevindt zich de invasieve wijnmineermot. Die is pas in 2012 beschreven als Antispila oinophylla. De naam is voortaan Aspilanta oinophylla. De soort werd deze eeuw per ongeluk geïntroduceerd in Italië en verspreidt zich daar nog steeds.
Hoewel de naamsverandering van een economisch belangrijke soort als omslachtig en ongewenst kan worden gezien, is dit noodzakelijk omdat het de biologische eigenschappen van de soort, die samenhangen met de evolutionaire geschiedenis, gemakkelijker te begrijpen maakt.
Voor alle soorten worden analyses gegeven en worden nieuwe gegevens over biologie, verspreiding en DNA-barcodes verstrekt, ook voor sluipwespen die uit de rupsen werden gekweekt. Alle waarnemingen en gegevens van collectie-exemplaren zijn tegelijkertijd gepubliceerd op het online platform van de Global Biodiversity Information Facility (GBIF) en de DNA-barcodes op de Barcode of Life Datasystems.
Meer info
- Artikel Splitting the leafmining shield-bearer moth genus Antispila Hübner (Lepidoptera: Heliozelidae): North American species with reduced venation placed in Aspilanta new genus, with a review of heliozelid morphology
- GBIF occurrence dataset
- BOLD dataset moths (DNA-barcodes)
- BOLD dataset parasites (DNA-barcodes)
Tekst: Erik van Nieukerken, Naturalis Biodiversity Center en Charles Eiseman
Foto's: Charles Eiseman (leadfoto: Aspilanta ampelopsifoliella, vrouwtje, Pelham MA. Let op de karakteristieke vlek in de vleugeltip); Erik van Nieukerken