Vlinder expert Jasper Boldingh vertelt over de verschillende soorten vlinders, en hoe je ze kunt onderscheiden!
‘De vlinder’ is bij veel mensen bekend als vrolijk gekleurd beestje dat overdag fladdert tussen de bloemen, over grasvelden en langs glooiende berghellingen. Ze behoren tot de meest geliefde groep van de insecten die er bestaat: de zogenaamde Lepidoptera. Maar, de groep van de vlinders bestaat uit veel meer dan alleen de gekleurde vladderaars die je in het zonnetje tussen de bloemen vindt. De grauwe motjes die ‘s nachts op je zaklamp afkomen, behoren bijvoorbeeld ook tot de Lepidoptera. Vlinder expert Jasper Boldingh vertelt welke soorten vlinders er zijn, en hoe je ze kunt onderscheiden!
Kleur bekennen
"De kleuren op de vier vleugels van vlinders kunnen zo divers zijn als die van een regenboog en worden meestal gevormd door talloze, pigment bevattende schubben die dakpansgewijs over elkaar heen vallen. Maar dit is niet altijd het geval. Bij de groep van de Morpho vlinders bijvoorbeeld, bestaan de kleuren helemaal niet uit pigment, maar uit kleuren die verkregen worden door lichtbreking (interferentiekleuren). In dat geval gaat het alleen om de bovenkant van de vleugels. Prachtige kleuren vaak! Dagvlinders hebben die kleuren om zich te camoufleren of om mee te communiceren, het daglicht maakt in ieder geval dat laatste immers beter mogelijk dan het donker van de nacht."
De ‘mot’ of ‘nachtvlinder’ is weer iets heel anders. Qua kleur minder interessant en vaker tussen kleren te vinden dan langs die glooiende hellingen en gekleurde bloemenvelden. Bij nachtvlinders kom je namelijk de wat grauwere kleuren tegen. Je ziet bijvoorbeeld veel vaker bruin en grijs. In veel gevallen zelfs een beetje dof en saai. Op al het bovenstaande bestaan echter zoveel uitzonderingen dat het toch vaak onmogelijk is om alleen op basis van kleur te zeggen of een soort een dag- of een nachtvlinder is. Ik neem het voorbeeld van de prachtige Madagassische nachtvlinder (Urania riphaeus)!
Dag- of nachtvlinder?
Om een duidelijker onderscheid te kunnen maken, wordt er in de Entomologie (insectenkunde) naar andere kenmerken gekeken. Er zijn namelijk veel betere kenmerken dan kleur te noemen die aangeven of een vlinder een dag- of nachtvlinder is. Zo is belangrijk:
- De vorm van de antenne of voelspriet;
- Type beharing (of eerder beschubbing);
- De rusthouding;
- Het frenulum (voor degenen met oog voor detail);
- En natuurlijk of de vlinder overdag of ’s nachts actief is.
Die laatste (open deur) had je waarschijnlijk zelf ook al bedacht!
Om ze even kort af te lopen; dagvlinders hebben in 99% van de gevallen een antenne die eindigt in een soort van knopje of een iets dikker uiteinde, zoals bij de Apollovlinder (Parnassius apollo). Nachtvlinders daarentegen, hebben een draadachtige antenne die eindigt als de punt van een speld en dus steeds scherper wordt, zoals dat is bij de Gamma Uil (Autographa gamma). Ook hebben veel nachtvlinders (veelal de mannetjes, daar enkele families uitgezonderd) prachtige veervormige antennen. Een mooi voorbeeld hiervan is de kleine nachtpauwoog (Saturnia pavonia).
De haardracht: Veel nachtvlinders hebben een dikkere ‘lichaamsbeharing’ dan de dagvlinders. Ze vliegen immers ‘s nachts, wanneer het over het algemeen koud of koel is. De warmte die ze genereren kunnen ze makkelijker vasthouden met een dikke jas! Sommige soorten hebben zo’n dikke vacht dat zelfs de sonar van vleermuizen zijn functie er grotendeels door verliest!
Ook de rusthouding verschilt sterk. Dagvlinders rusten vaak met de vleugels recht boven het lichaam, mits ze niet in de volle zon aan het opwarmen zijn… Nachtvlinders vouwen hun vleugels op een andere subtiele wijze op: als een soort van dakje, uitgestrekt boven het achterlijf of gespreid naast het lichaam.
Het frenulum is weer een heel ander stukje vernuft van Moeder Natuur en is kenmerkend voor nachtvlinders. Dit is een soort van kleine, harde haar (het beste te vergelijken met een kleine wimperhaar), die aan de voorrand (costa) van de achtervleugel vastzit. Deze haar grijpt vast in een soort van handje aan de onderkant van de voorvleugel, waardoor deze twee vleugels met elkaar ‘verbonden’ zijn. Nachtvlindervleugels klapperen zo hard dat het een voordeel heeft wanneer de vleugels tijdens elke slag met elkaar meebewegen als zijnde één grote vleugel. Je moet wel goed speuren: het frenulum is maar een paar millimeter groot!
En dan natuurlijk het moment van actief zijn: dagvlinders vliegen vaker overdag en nachtvlinders juist in de avond/nacht. Om het extra ingewikkeld te maken, zijn hier weer wel een dusdanig aantal uitzonderingen op, dat het eigenlijk het minst betrouwbare kenmerk is tussen de twee vlindergroepen. Zo vliegt de eerder genoemde nachtvlinder U. ripheus bijvoorbeeld overdag..
Ook tijdens het werk aan het Papilottenproject moeten we (als het even kan) rekening houden met het verschil tussen dag- en nachtvlinders. We leren hier steeds meer over de verschillen!
Geschreven door Jasper Boldingh en Hilde Pracht
Gastmedewerker en communicatie medewerker Naturalis Biodiversity Center
19-02-2018