Tijdens het controleren van foto’s op Waarneming.nl vermoedde Erik van Nieukerken mijnen van de slecht bekende soort Stigmella naturnella te zien. Om zekerheid te krijgen bekeek hij vanaf september berken op verschillende plekken in Nederland en vond dat de soort al behoorlijk algemeen is. Een verdere verspreiding is te verwachten.
Een nieuwkomer
Van nieuwe soorten bladmineerders in Nederland kijken we niet meer zo op. De laatste decennia werden al heel wat soorten voor het eerst in Nederland aangetroffen, zoals de smalle wilgenmineermot (Stigmella nivenburgensis), enkele slakkenspoormotten (Phyllocnistis spp.) en de overbekende paardenkastanjemineermot (Cameraria ohridella). Op berken werd niet direct een nieuwkomer verwacht, omdat de meeste soorten, net als berken zelf, een noordelijke verspreiding hebben in Europa.
Tijdens het bekijken van foto’s van bladmijnen van dwergmineermotten (familie Nepticulidae) zag Erik van Nieukerken, vlinderonderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center, vorig jaar een aantal mijnen die niet pasten bij de beschrijvingen van de bekende Nederlandse soorten. Ze leken op de tamelijk onbekende Stigmella naturnella (de soort heeft nog geen Nederlandse naam), de enige meer zuidelijk verspreide berkenmineerder, die hij kende van zuidelijker delen van Europa en Rusland.
Aangezien deze foto’s van de Utrechtse heuvelrug en het Gooi kwamen ging hij daar begin september zoeken, en trof tot zijn verrassing inderdaad mijnen en later ook rupsen aan, die hij met zekerheid kon determineren als deze soort. Geholpen door Ben van As, Violet Middelman en Remco Vos, werden de mijnen talrijk gevonden op meer plekken in Utrecht, de zuidelijke Veluwe, Noord-Brabant en Limburg. Op de Veluwe ten noorden van de A1, in Drenthe en in Zuid-Holland werd de soort niet gevonden. De meeste mijnen vonden we op ruwe berk in tamelijk droog bos, maar sommige zaten ook op zachte berk.
De tamelijk onbekende Stigmella naturnella
Stigmella naturnella is een slecht bekende soort, die in 1936 uit Zuid-Tirol werd beschreven door de bekende microlepidoptera-onderzoeker Josef Klimesch, uit de omgeving van Naturno. Daarna werd de soort slechts sporadisch gevonden in Midden-Europa, totdat bleek dat hij talrijk is in delen van Rusland, waar hij tot het verre oosten voorkomt. De laatste jaren waren er geïsoleerde meldingen uit Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Polen, maar een grote uitbreiding werd nog niet gemeld. Wel vond Erik de soort tijdens veldwerk in 2017 en 2018 op verschillende plekken in Frankrijk, vanwaar hij nog niet was gemeld.
Bij het bekijken van oudere online waarnemingen werden er naast die van 2020 vier gevonden op Waarneming.nl, uit 2018 en 2019, die tot deze soort behoren. Op het Belgische Waarnemingen.be staan tenminste 21 waarnemingen van bladmijnen vanaf 2017, die vrijwel zeker bij deze soort horen. De grote collectie bladmijnen van Naturalis werd ook opnieuw nagekeken: er werden geen oudere mijnen uit Nederland gevonden.
Overwinterendevlinders
Er werden doorgaans maar weinig rupsen gevonden, maar bij het opkweken daarvan bleken de vlinders al na twee tot drie weken uit te komen, de laatste pas op 25 oktober. Ook Klimesch beschreef dit fenomeen. Het is zeer ongebruikelijk dat soorten uit deze familie nog zo laat in het jaar vliegen, en omdat het vrijwel onmogelijk is dat er nog een generatie rupsen zo laat de cyclus kan voltooien is het uiterst aannemelijk dat de soort overwintert als vlinder. Dit komt bij dwergmineermotten vrijwel nooit voor, doorgaans overwintert de rups in de cocon. Bij ons is alleen van de akenmineermot (Stigmella aceris) bekend dat de imago’s overwinteren; ook dit is een nieuwkomer sinds begin deze eeuw. Als aanvullend bewijs voor het overwinteren van Stigmella naturnella dienen waarnemingen van vlinders van vrijwel zeker deze soort: Vera Vandenbulcke en Gerrit Groeneweg fotografeerden een imago dat ze gevonden hadden onder de schors van een plataan, op zoek naar de platanennetwants. Ook in België, omgeving Antwerpen, werden overwinterende vlinders onder plataanschors gevonden.
Bladmijnen van Stigmella naturnella
Bladmijnen van Stigmella naturnella lijken op die van de sociale berkenmineermot (Stigmella betulicola), de late berkenmineermot (Stigmella luteella) en de donkere berkenmineermot (Stigmella confusella). Als enige soort hiervan legt Stigmella naturnella soms het ei op de bovenzijde van het blad (ongeveer vijftig procent van de gevallen). Verder kruipt de rups aan de bovenzijde van het blad uit de mijn (aan de onderzijde bij betulicola en luteella) en begint de mijn niet met een sterk gewonden deel. Vaak is het begin ook groen doordat de rups alleen het onderste deel van het bladgroen eet, het zogeheten sponsparenchym. De rups is karakteristiek witachtig, de darm is een meestal opvallend groene streep en de eerste ventrale zenuwknoop is zichtbaar als opvallende donkere vlek vlak achter de kop. Zonder rups zijn de mijnen niet altijd met honderd procent zekerheid te determineren. Vlinders lijken op verschillende andere Stigmella-soorten, voor meer kenmerken zie het bericht op de website van de Nederlandse Microlepidoptera.
Goed blijven opletten
Stigmella naturnella lijkt zich in korte tijd vanuit het zuiden naar België en Nederland te hebben uitgebreid. We lijken het begin van de uitbreiding in 2018 of wellicht 2017 gemist te hebben. Een verdere noordwaartse uitbreiding is te verwachten, de komende jaren blijven opletten dus! Als Nederlandse naam stellen we 'zuidelijke berkenmineermot' voor.
Meerinformatie
Tekst en foto’s: Erik van Nieukerken, Naturalis Biodiversity Center (leadfoto: bladmijn van Stigmella naturnella)