De aanleiding voor het Actieprogramma Bijengezondheid waren zorgen over honingbijensterfte op nationaal en internationaal niveau. Er was behoefte om de status van bijengezondheid in Nederland vast te stellen en factoren achter bijensterfte in kaart te brengen. Dit heeft geleid tot het uitvoeren van het Honingbijen surveillance programma. Minister Schouten bood op 12 juli 2019 het rapport aan de Tweede Kamer aan. Lees hier de kamerbrief
Er is de afgelopen vier jaar (2014-2018) onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV, onder leiding van Naturalis, door een consortium van relevante wetenschappers. Het onderzoek is gedaan naar de wintersterfte van honingbijen en mogelijke oorzaken daarvan. Specifiek is er gelet op de rol van de imker, ziekten en plagen van honingbijen, chemische middelen, stuifmeelbronnen en het landschap waarin de bijen vliegen.
De hoofdconclusie is dat er niet één oorzaak is, maar dat verschillende factoren een bijdrage leveren aan wintersterfte. Het onderzoek laat zien dat voor Nederland noch ziekten, noch landschap of voedsel, noch chemische middelen als énige oorzaak van wintersterfte aangewezen kunnen worden. Uit het onderzoek blijkt dat bijenvolken beter overleven als de Varroamijt-infectie laag is. Dit was het geval in de meeste bijenvolken die onderzocht zijn. Dit is te danken aan een goede bestrijding door imkers. Nederland kende een lage wintersterfte van honingbijen in de jaren van het onderzoek: drie jaar onder de 15% en één jaar 16%. In de winter is er altijd sterfte van honingbijen, rond de 15% is daarbij een normaal niveau.